Woordenboek > Statistiek/statistik > Statistik NL

Topp-1000 nederländska ord (201 - 300)

201. bezig
202. terwijl
203. ezel
204. zie
205. slapen
206. hoi
207. vakantie
208. vooral
209. moe
210. onze
211. halen
212. liefde
213. vragen
214. voelen
215. soms
216. nemen
217. volgende
218. allemaal
219. groot
220. lopen
221. vroeg
222. belangrijk
223. tijdens
224. aardig
225. hoop
226. weinig
227. vrij
228. bedankt
229. zwaar
230. zon
231. zeg
232. heen
233. morgen
234. zullen
235. andere
236. kom
237. hallo
238. zeer
239. vraag
240. stuk
241. achter
242. genoeg
243. gegevens
244. werken
245. wij
246. knuffel
247. onder
248. lang
249. meteen
250. zit
251. mensen
252. weten
253. volgens
254. bericht
255. zich
256. eigenlijk
257. gelukkig
258. zacht
259. raken
260. daarna
261. denken
262. zorgen
263. gedaan
264. reden
265. licht
266. hele
267. mogen
268. mis
269. aanwezig
270. uur
271. vanavond
272. rustig
273. dicht
274. draaien
275. gelijk
276. plaats
277. lelijk
278. jaar
279. jammer
280. oud
281. vallen
282. denk
283. vrouw
284. fout
285. bellen
286. beter
287. wensen
288. hebt
289. brengen
290. toevoegen
291. man
292. hoer
293. behalve
294. vergeten
295. naast
296. waarschijnlijk
297. niets
298. proberen
299. makkelijk
300. echter
De här orden har slagits upp av svenskspråkige användare. Se även: statistiker för nederländskspråkige användare.